In het voorjaar pompen de bomen via hun stam en takken enorme hoeveelheden water en mineralen omhoog om het jonge blad te laten groeien. Het meeste sap wordt verplaatst in de ruimte tussen het hout en de bast. Terwijl de Berk dood kan bloeden als in deze periode de bast wordt beschadigd is dit voor de Wilg het moment om fluitjes te snijden. De boom lijkt er goed tegen te kunnen. Je kunt fluitjes snijden in de maanden mei en juni, tot sint Jan en tijdens de kleine groeispurt na de zomer in augustus. Daarna krimpt de bast strak om het hout en krijg je hem niet meer los. Men zegt dat esdoorn, lijsterbes en zelfs krent dezelfde eigenschappen hebben als wilg en je van dit hout op dezelfde wijze fluitjes kunt maken door de bast los te kloppen. Het is mij nog niet gelukt. Ook met essehout is het geprobeerd, maar zoals blijkt uit een liedje uit Gelderland was ook dit niet het beste hout: |
Fiepke, fakpe, fapen.
'k Zou zo graag een fluitje maken Van wilgen of van essen. Wilgen is het beste! |
Voor mij is het maken van fluitjes mijn lentefeestje, meestal in het Amsterdamse Bos. Ik zit op een dikke boomschijf voor het bezoekerscentrum en voor me staan 10 stoelen. Daar zitten kinderen op die allemaal een fluitje willen. Als nummer 1 een fluitje heeft gekregen schuiven ze allemaal op en is er een nieuwe nummer 10 en een nieuwe nummer 1 wiens geduld eindelijk beloond gaat worden. Achter de stoelen staat nog een hele groep verlangend te wachten. Zo verloopt de hele middag met een komen en gaan van kinderen en fluitjes. Ouders, opa's en oma's kijken mee, sommigen kennen het nog uit hun jeugd. Maar hoe ging het ook alweer? Een enkele weet nog hoe het moet. In de loop der jaren waren ook buitenlanders die het fluitjemaken kenden, duisters, een rus, een hongaar en zelfs een Indiër. Ik zing tijdens het loskloppen van de bast vaak het liedje dat Henk Hortensius zong toen hij mij leerde fluitjes te maken, dat was op een bankje onder een wilg in het Zuiderzeemuseum. Hij noemde het Het Buiksloter Volkslied: |
"Ik ben een Tiroler geboren in Buiksloot.
Falderalderie tol draaitol. In Zwitserland groeit de edelwijs zoals bij ons de boerenkool. Falderalderie tol draaitol. En als je onder een tram loopt dan ben je d'r geweest …..' |
Een maf liedje waar kinderen eerst met stijgende verbazing, maar dan al snel met toenemend plezier naar luisteren. Want het heeft gekke refreintjes zoals: |
Waarom heeft een varken van voren een snuit,
falderalderie tol draaitol, Want da's heel natuurlijk anders loopt-ie achteruit. Waarom blust de brandweer met water het vuur falderalderie tol draaitol, Want da's heel natuurlijk limonade is veel te duur. Waarom heeft de dame een baby op haar schoot falderalderie tol draaitol, Want da's heel natuurlijk een olifant is veel te groot |
Het liedje lijkt overigens niets met het fluitjes te maken te hebben. Het volgende wel: |
Fluitjes van een cent
Over het maken van drie soorten wilgenfluitjes
|
|
|
Nu zijn we toe aan de werkbeschrijving van de wilgenfluit of salicionaal. Eerst beschrijf ik een trekfluitje, dan de foeper en als laatste de vaste fluit. Trekfluitjes werken als een schuiftrompet, je kunt er een liedje op blazen door het volume van de luchtkamer (A) groter of kleiner te maken. Vaste fluitjes maken 1 toon, blok (B) en stok (S) blijven aan elkaar vast zitten, de luchtkamer heeft een vast volume. Op het internet zijn verschillende filmpjes te zien waarvan sommige het proces goed in beeld brengen. Zoek op 'willow whistle' voor filmpjes en 'wilgenfluitje' voor beschrijvingen. De waarde van mijn verhaal ligt de beschrijving van het trekfluitje want die heb ik nergens kunnen vinden. Een reden om zelf ook maar eens een filmpje op youtube te zetten |
Rikke tikke, takken
Ik ga een fluitje maken; Als mijn fluijte niet af wil gaan, Zal ik het op zijn kopke slaan. Met zeven scherpe messen; Het een oor heel af, Het ander oor half af; Is mijn fluitje nog niet af? Af, af, af, af, af! Westelijk Noord-Brabant Sinte-Geetruydtsbronne 1930 |
Het Wilgentrekfluitje
Wilgenfluitjes worden gemaakt in de groeiperiode als het sap flink stroomt in de ruimte tussen het hout en de bast. Dit is in maanden mei/juni gemaakt tot sint Jan en een korte periode in augustus. Zoek een wilgentak zonder zijtakken van ongeveer een vingerdikte. Snij een stuk af van 15 tot 20 centimeter. |
De Trekfluit
1. snij een mondstuk aan de topzijde van de tak. Dit is de kant waar de punt van de knoppen naar toewijst. (Maak je het mondstuk aan de andere kant, dan krijg je de bast er niet af. De tak wordt langzaam dunner naar de top)2. Snij het fluitgat: één stevige verticale snee tot in het hout. Een tweede schuine snee zodat het gat ontstaat. 3. Snij de bast in tot op het hout, rondom. 4. Klop de bast stevig met het handvat van je mes met de tak op je dijbeen. Klop niet te zacht want de bast moet loskomen. Klop niet te hard want dan gaat de bast stuk. Probeer af en toe te voelen of de bast loskomt. Omvat met de hele hand het bastje en maak een draaiende beweging. Op een gegeven moment zegt de bast 'KNAP'. Dan is hij los. 5. Dit is het merk van het mes, de kerf. 6. Snij de luchtspleet door het blok af te vlakken tot aan de kerf van het luchtgat 7. Snij het hout bij de kerf door. Je hebt nu: 8. Plaats het blok in het mondstuk van de holle bast. 9. Schuif het bastbuisje om de witte tak. Blaas en schuif het bastje heen en weer. Een kleine kamer geeft een hoge toon, Een grote kamer geeft een lage toon. De Foeper
Soms mislukt het fluitje en breekt de bast bij het fluitgat. Gooi het bastbuisje niet weg, maak er een foeper van. Haal de groene schil van de bast af tot ongeveer een halve cm vanaf het begin. Snij de twee tegenoverliggende zijden waar de bast weg is in en plet het buisje. Steek de platte kant in je mond tot op je tong, hou het met je lippen vast en blaas: Foep, Foep, Foep… De Vaste Fluit
Tot 4 idem.Je hebt nu een kale tak (S) met een stukje bast en het lege bastbuisje. Leg de bast voorzichtig weg. 5. Maak vanaf de kerf een holle ruimte (A) door hout uit te nemen vanaf de kerf naar onder toe. 6. Houdt een beetje hout over zodat het blok en de stok aan elkaar vast blijven zitten. 7. Schuif het bastbuisje om de tak. Bij het trekfluitje vind je altijd een toon door te schuiven. Bij het vast fluitje kan het voorkomen dat de luchtkamer niet de juiste maat heeft, er ontstaat geen geluid en je hebt dus geen fluit. Probeer in dat geval de luchtkamer iets groter te maken. Of maak een foeper. |
De liedjes komen o.a. uit Onze Volksrijmen, de Haan, uitg. Spectrum. 1978 mij toegezonden door Stichting Informatiecentrum Volkscultuur te Utrecht. |
<< TERUG NAAR WILGENMAN |